Geweldloosheid

GEWELDLOOSHEID OF AHIMSA                                 Een tweeluik / deel 1

 Filosofe Carien de Jonge, die oog in oog staat met haar eindigheid door een ernstige ziekte, en zenmeester Gretha Aerts schrijven in dialoog over het thema geweldloosheid of Ahimsa en hoe dit hen beiden raakt.  Verschenen in Kanzeon sangha herfst. Jrg. 7 – 2014 van Zen Centrum Rotterdam

AHIMSA / GEWELDLOOSHEID: Een filosofisch-persoonlijke verkenning

Is een leven zonder geweld mogelijk? Dat ligt er in de eerste plaats aan wat je onder geweld verstaat en op wie de term van toepassing is. In het algemene gebruik van het woord lijkt het plegen van geweld voorbehouden aan mensen. Als een hond een mens bijt noemen we dat meestal geen daad van geweld. De hond is agressief, niet gewelddadig. Blijkbaar zit in de term geweld een component van bewust (kunnen) zijn van het gedrag. Daarnaast lijkt er ook iets van een keuze in de actie te zitten. Als je op straat of langs de zijlijn van het voetbalveld wordt aangevallen (het zogenoemde zinloze geweld) en terugvecht om je eigen leven te redden dan wordt dat door de meeste mensen ook niet beschreven als “hij gebruikte geweld tegen zijn aanvallers”. Het woord geweld lijkt in ons dagelijks taalgebruik te zijn voorbehouden aan intentioneel handelende mensen, voor wie die handeling niet noodzakelijk was om te overleven. Geweld beperkt zich niet tot een fysieke handeling, we kennen ook verbaal geweld en emotionele mishandeling. En het geldt niet alleen schade aan een ander: automutilatie begrijpen we ook als een vorm van geweld.   In de reguliere westerse antropocentrische ethiek geldt dat de morele gemeenschap zich beperkt tot mensen. Geweld vindt dan alleen plaats tussen mensen. Of misschien ook tussen mens en gedomesticeerd dier. Een kind een stomp geven vinden we geweld, je kat misschien ook, maar hoe zit het als je je koe of varken met een stok slaat? Dierenmishandeling ja, maar is het ook geweld? En hoe zit het met geweld tegen planten en andere levensvormen zoals planten en bacteriën? Hier raken we aan de scheidslijn in de milieu-ethiek tussen sentiëntisme (van de Engelse term sentientism) versus bio- of ecocentrisme. Sentiëntisme wil zeggen dat je morele gemeenschap bestaat uit levende wezens die pijn kunnen voelen. Dieren dus. De beroemde ‘dierenrechtenfilosoof’ Peter Singer is hier een voorbeeld van. Bio- of ecocentristische ethiek gaat een stap verder en breidt de morele gemeenschap uit tot alle levende wezens. Het startpunt van ethicus Paul Taylor is bijvoorbeeld “the Earth’s natural ecosystems as a totality are seen as a complex web of interconnected elements, with the sound biological functioning of each being dependent on the sound biological functioning of the others”. Voor hem telt het belang van alle wezens die een ‘good of their own’ hebben. Ieder wezen voor wie je kan zeggen dat iets in het belang van dat wezen is heeft zo’n belang. Een zonnebloem bloeit alleen bij voldoende licht en ontwikkelt dan zaden. Een zonnebloem in een betonnen bunker zetten zonder licht gaat in tegen dit belang. Sterker nog, misschien zou je dit dan wel moeten kwalificeren als geweld tegen de zonnebloem.

Geweldloosheid en oosterse religies

In oosterse religies is geweldloosheid, ahimsa, een centraal begrip.
In de Vedische teksten van het Hindoeïsme geldt het beoefenen van ahimsa als één van de belangrijkste morele opdrachten. De nadruk ligt hier op het geweld in de geest als bron van alle geweld. Iedere fysieke daad van geweld is begonnen als een dishar-monieuze gedachte die vervolgens verbaal of fysiek tot uiting is gekomen. De geest als bron van elk handelen is een logisch gevolg van een wereldbeeld waarin de materiële wereld het gevolg is van een geestelijke kracht (begrepen op diverse abstractieniveaus, van een gepersonificeerde god Shiva tot meer abstracte pulserende energie zoals bijvoorbeeld in de latere Spanda Karikas teksten). In het Hindoeïsme geldt deze houding van harmonie en vreedzaamheid voor al het leven. Jezelf, de natuur, het leven zelf. Afzien van geweld is dus in principe afzien van ieder geweld tegen alle levens- vormen. Ook in het Jaïnisme en het Boeddhisme, beiden ontstaan in de 5e eeuw v. Chr. in het Hindoeïstische India, is ahimsa een belangrijke morele richtlijn. In het Jaïnisme heeft het een centrale plek in de leer ingenomen en worden er vier factoren onderscheiden bij geweld:

1. Hoe we geweld plegen. Dit kan fysiek, verbaal of mentaal zijn.
2. De stap in het proces van geweld. Hebben we het alleen nog bedacht, zijn we het aan het voorbereiden of is het daadwerkelijke geweld plegen al begonnen.                                            3.Onze rol in het geweld. Zijn we de directe geweldpleger, laten we anderen het geweld voor ons uitvoeren, of geven we onze stilzwijgende toestemming voor het geweld.                                                    4.Wat ons geweld motiveert. Het Jaïnisme benoemt hier woede, hebzucht, trots en als vierde manipulatie of bedrog.

In principe moet geweld tegen álle levende wezens worden vermeden omdat het leven op zichzelf heilig is en ieder levend wezen het recht heeft zijn maximale potentie te realiseren. Er is echter wel een graduele indeling op basis van zintuigen (indriya) en levenskracht (prana). Hoe meer zintuigen en levenskracht, hoe meer een wezen in staat is om te lijden en pijn te voelen en hoe erger het is om deze wezens pijn te doen. In het Jaïnisme is de richtlijn om geweld naar meer complexe wezens (zoals mensen en grotere zoogdieren) volledig te vermijden, en geweld naar eenvoudiger wezens (zoals planten of bacteriën) waar mogelijk te vermijden of beperken. Het komt mij voor dat als je je buigt over het begrip geweldloosheid als houding van jezelf ten opzichte van jezelf en de wereld, je de ruimste definitie moet nemen bij het overdenken van het thema. Dat sluit bovendien aan bij mijn eigen wereldbeeld: van een wereld van interconnectiviteit. Een wereld van ecosystemen waarvan we steeds beter begrijpen hoe het welvaren van alle wezens en componenten in dat systeem met elkaar samenhangt. En waar we tegelijk ook steeds meer in gaan zien dat de complexiteit van die levende systemen zowel onze hersenen als ook de rekenkracht van onze computers te boven gaat. Verder geloof ik dat de levenskracht die in ons stroomt ook in de kleinste eencelligen stroomt, en dat geeft mij een gevoel van verbondenheid met alle levende wezens, en ook met levende systemen. Vanuit mijn begrip van interconnectiviteit is er in mij het rationele begrijpen dat schade toebrengen aan (onderdelen van) het systeem waar ik deel van uit maak, uiteindelijk ook tegen mijn eigen belang inwerkt. Vanuit mijn gevoel van verbondenheid met het leven en mijn compassie doet het mij pijn als ik zie of weet dat een ander levend wezen lijdt.

 Bij jezelf beginnen                                                                                                                                         Als je je alleen op jezelf concentreert, het gebied waar je de meeste invloed op zou moeten kunnen hebben, en kijkt naar het geweld in gedachte, woord en daad, dan kom ik al tot een enorme waslijst van dingen. Overkritische dingen over mezelf denken of niet goed voor jezelf zorgen, bijvoorbeeld door mateloos te zijn waardoor mijn denken traag en minder helder en mijn lichaam log en minder weerbaar wordt. Maar als je het nog radicaler doordenkt, bezit je leven zélf dan niet al vormen van geweld? Om te bestaan als mens moet je voedingsstoffen binnenkrijgen. Of je die nou uit dieren of planten tot je neemt, het lijkt me lastig om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen zonder dat er wezens voor sterven. Kan je leven op alleen noten, zaden, granen en vruchten? Is het mogelijk om door een natuurlijk landschap te lopen zonder een plantje te vertrappen? Op de stoep of op straat lopen is geen antwoord hierop; bij, voor en door het aanleggen van onze infrastructuur zijn natuurlijk ook talloze planten en insecten omgekomen. Dat heb je dan misschien niet zelf gewild of gedaan, maar door er gebruik van te maken ben je een stilzwijgende deelgenoot aan dit geweld. En wat te denken van de mechanismen die zich in ons lichaam zélf afspelen? Je immuunsysteem, waarin cellen zoals fagocyten, dendrieten en T-killercells (hoe plastisch wil je het hebben) virale indringers en bacteriën elimineren, maar ook andere lichaamseigen cellen die zich verkeerd delen en een eigen kolonie proberen te beginnen om zeep helpen. Als ze dat niet zouden doen krijg je kanker en gaat je hele systeem dood.                                                                                                                         Over kanker gesproken: ik heb alvleesklierkanker, en dat bracht mij op het gebied van geweld en geweldloosheid in een lastig parket. Ten eerste heeft het kunnen ontstaan, omdat de cellen die dit tot taak hebben, niet gewelddadig genoeg optraden tegen de muterende cellen. Zo konden de kankercellen een tumor vormen, zelf bindweefsel produceren ter bescherming, en nog allerlei mechanismen in werking zetten om hun eigen deling te bevorderen ten koste van mijn algehele gezondheid.                                                          Op een gegeven ogenblik werd ik behoorlijk ziek en zwak. Ik kon haast niet meer eten doordat mijn maag dienst weigerde, en haast niet meer lopen van zwakte en pijn. Mijn specialist bood me aan om ondanks mijn situatie (ik was al zeer zwak en bij niet operabele alvleesklierkanker is er geen hoop op overleven) aan een zware chemokuur te beginnen, en de kans aan te grijpen om eventueel toch operabel te worden, áls de tumor voldoende zou slinken.                                                                                                                                                              Maar wat betekent ‘een chemokuur doen’ eigenlijk? Op het niveau van je eigen lichaam laat je je lichaam vollopen met gif. Dit gif maakt allerlei snel delende cellen in je lichaam kapot, en hopelijk de kankercellen sneller dan de andere cellen. Dit kan je niet anders zien dan geweld tegen je eigen lichaam (ik heb nog steeds neuropathie, dode zenuwuiteinden, in mijn voetzolen en tenen als levend bewijs, ik voel ze de hele dag prikken en tintelen). Maar het is geweld met als doel mijn leven te redden. De schade aan het systeem is collateral damage wat je voor lief neemt. Jammer maar helaas. De analogie met oorlog voor het grotere goed dringt zich natuurlijk op. Wie ben ik om daar een uitspraak over te doen als ik het op kleinere schaal, in mijn lichaam, blijkbaar ook accepteer en er actief aan meedoe?

En de schade van een chemokuur beperkt zich helaas niet tot de grenzen van mijn eigen lichaam. Met het accepteren van een chemokuur neem ik ook de consequenties voor ander geweld. De giffen die in mijn lichaam gespoten worden, verlaten mijn lichaam ook weer. Ik plas gif uit. Dit gif komt in ons watersysteem terecht. Er zijn vast allerlei organismen gestorven door restanten van ‘mijn’ 5FU, Irinotecan en Oxaliplatin in het riool. Ik stel mezelf gerust met de gedachte dat de giffen uit het water zijn gefilterd voordat het weer onderdeel is geworden van ons grond- of drinkwater. Maar helemaal zeker ben ik daar niet van. En ja, daar voel ik me dus verantwoordelijk voor. En ik bén het ook. Ik heb toestemming gegeven voor die kuur. En er is meer.                                                                               De middelen die ik toegediend kreeg, zijn giftig. Dat betekent dat de verpleegkundigen iedere keer handschoentjes aan moesten als ze bij mij iets komen vervangen, en het hele systeem van slangen en zakjes, en daar zag ik er héél wat van langskomen in de drie dagen die ik steeds in het ziekenhuis lag, werd natuurlijk ook niet schoongespoeld en hergebruikt. Alles ging zo hup, de prullenbak in. Ik denk een kilo plastics per chemo-ronde. Ik ben te goed ingevoerd in milieutechnische aspecten van het maken en afbreken van plastic om daar niet bij stil te staan. Iedere keer als ik mijn plastic-met-gif-eraan de rondrijdende prullenbak in zag gaan kromp ik even in elkaar. Deze belasting voor het milieu, alleen voor mijn mogelijke gezondheid. En toch deed ik het. Want de drang voor mij persoonlijk om te overleven was blijkbaar sterker dan mijn zorg voor ‘het milieu’.

 Geweld, kwestie van perspectief?                                                                                                 Geweld, lijkt de conclusie, is per definitie onontkoombaar in een mensen- leven. Als je geluk hebt te wonen in een rustig gebied waar vrede en vrijheid is, ben je gezegend dat je minder geweldskeuzes hoeft te maken. Ik benijd de Tibetaanse monniken niet die in hun zoektocht naar geweldloos verzet tegen het onrecht van de onderdrukking uitkomen bij zelfverbranding. Een extreme vorm van geweld natuurlijk, maar wel één die fysiek beperkt blijft tot jou. Iedere getuige die vanuit zijn of haar natuurlijke compassie (biologisch te verklaren via onze spiegelneuronen) meelijdt ondervindt hier natuurlijk ook pijn van, wat je als een vorm van schade kan aanmerken. Maar als het helemaal geen effect zou hebben op de omgeving, dan zou het ook geen daad van verzet zijn. Maar ook wij zijn natuurlijk niet vrijgesteld van keuzes over geweld in onze maatschappij, al lijken die niet zo dwingend of zichtbaar aanwezig. Onze keuzes bevinden zich op het niveau van onze rol als consument en burger. Geen vlees uit de bio-industrie eten of kopen is één ding. Maar is het tolereren van zo’n bedrijf in jouw gemeente of land zonder je daar tegen uit te spreken niet het stilzwijgend toestemmen in het geweld tegen de dieren die daar lijden? Misschien vind je het niet goed dat mensen zonder geldige papieren in een centrum worden opgesloten dat in feite een gevangenis is, maar stem je stilzwijgend toe met deze vorm van geweld omdat je ‘geen andere oplossing weet’ of vindt dat het belangrijk is dat onwettige immigratie wordt tegengegaan of vind je het redelijk omdat deze mensen terwijl ze beter wisten (wisten ze dat?, en wat waren hun alternatieven?) tóch hier naartoe kwamen of niet vertrokken . Of maak je voor jezelf de keuze dan in ieder geval het lijden van deze mensen te verlichten, door spullen te brengen of cursussen te geven in zo’n centrum. Hoe verhoudt zich die actie tot het opsluiten van de mensen op zich?                                                                        Ik rijd zelf in een auto, maar realiseer me daarmee heel goed dat ik met het kopen en gebruiken van benzine een bijdrage lever aan de olieproductie, -handel en de uitstoot van broeikasgassen. En zo kan je natuurlijk eindeloos doorgaan.                                                    Iemand in mijn omgeving sprak onlangs over onze vergiftigingsmaatschappij. Een maatschappij waarin je, als je gewoon meedoet, eten koopt dat geproduceerd is op een manier die schade toebrengt aan de wereld en minder gezond is voor jezelf; energie verbruikt die het broeikas-effect versnelt; kleding en spullen koopt die voor ons zo goedkoop zijn omdat de makers onder slechte omstandigheden wonen en werken; je geest laat afstompen door televisie en commercie, en door de constante druk om te presteren en mee te doen, de innerlijke rust ver te zoeken is. Op die manier bekeken staat ons hele leven bol van geweld.                                                                                                                     Maar als we zó tegen ons leven aankijken, ons constant zo bewust zijn van al het lijden, het onrecht, het geweld, is dát ook niet een psychische vorm van geweld tegen onszelf ? Als geweldloosheid bij jezelf moet beginnen, hoe vind je dan een balans tussen je bewust zijn van het geweld en je eigen geluk?                                                                                                                     Er is ook nog een andere manier om naar geweld te kijken, los van ethiek of spiritualiteit, als onderdeel van de stroom van het leven die bestaat uit cycli van ontstaan, groei en vergaan. Alles in onze biosfeer doet hieraan mee. Of het nou een rots is die een miljoen jaar in nagenoeg dezelfde vorm bestaat, of een ééndagsvlinder die één etmaal zijn vleugels uit kan slaan. De rots slijt langzaam door de zee die er jaar in jaar uit tegenaan slaat. Geen geweld van de zee tegen de rots maar de stroom van het leven. Ja, wij slaan elkaar soms de hersens in. Maar dit komt voor bij de meeste dieren met een sociale structuur en arbeidsverdeling. Van chimpansees is dit algemeen bekend, maar in schimmelkwekende mierenkolonies bijvoorbeeld worden vuilnisbeltmieren (die de ‘composthoop’ bewerken en keren) die te dicht bij het nest komen direct verjaagd of gedood. En aan het eind van het honingbijenseizoen vindt de jaarlijkse ‘darrenslacht’ plaats, waar alle mannetjes rücksichtsloos het volk uit worden geknikkerd en sterven van de honger. Dat wij sommige vormen van geweld meer of minder acceptabel vinden, en dromen van een hemel waar leeuw en lam vreedzaam naast elkaar liggen is een gevolg van de manier waarop onze hersenen werken. Wij hebben een reflectief bewustzijn we zijn wezens die leven door betekenis te geven en verhalen te maken.                                            Geweld is een onontkoombaar deel van het leven. Soms is het zinnig om er met een ethische bril naar te kijken, en soms is het zinniger om het te beschouwen als onderdeel van de stroom van het leven. Waar het onontkoombaar is, moet je het accepteren voor wat het is. En soms is het een keuze. Een keuze waar we ons bewust van kunnen en zouden moeten zijn. Waarom we wel of niet kiezen voor het accepteren van geweld of het plegen van geweld in een bepaalde situatie. En als we die keuze bewust hebben gemaakt, met oog voor alle consequenties, moeten we er ook achter staan en ons niet laten verteren door schuldgevoel of twijfels. Daar heeft helemaal niemand iets aan.                                      Hoe meer je er over nadenkt, hoe meer de term geweldloosheid lijkt te bevatten. Reflecterend op geweldloosheid krijg je een steeds genuanceerder beeld van je houding ten opzichte van jezelf en de wereld. En dat is vast ook de bedoeling van deze richtlijnen of geboden, zoals ze in diverse geloofsystemen worden aangeboden. In eerste instantie lijken ze op een gebod, maar naar mate je meer in het thema thuis raakt en je het van alle kanten bekijkt, betast en beluistert, worden het hulpmiddelen tot zelfbegrip en begrip van de wereld. Gaandeweg verandert het woord van richtlijn tot steun.

Geweldloosheid is als een mooie horizon die we als doel voor ons zien. Dat we er nooit komen is niet belangrijk. Dat we hem voor ogen houden, wel.

CARIEN DE JONGE

 

Paul W. Taylor, The Ethics of Respect for Nature, in Environmental Ethics, jr 3, nr 3 (herfst 1981), pp. 197-218.

AHIMSA / GEWELDLOOSHEID: Een zenboeddhistische reactie                                                     De Boeddha heeft het vaak over het niet schaden van andere levende wezens als belangrijke levenshouding. Niet-doden is de eerste van de grote leefregels (1). Het betreft een beoefening van een leven zonder geweld. Hij spreekt dan ook veelvuldig over geweldloosheid, de oorzaken van geweld en hoe een leven te leiden op een geweldloze manier.                                                                                                                                                                      Nico Tydeman schrijft in zijn boek De gouden karper is uit het net (p. 283): “Wie geweldloosheid tot norm in zijn leven maakt, heeft daar zijn handen aan vol. Let wel: het is een spirituele wet. En als zodanig niet vatbaar voor discussie. Het kent geen uitzonderingen. Politiek is een andere zaak. Ook voor Boeddhisten is er geen sluitend antwoord op de vraag: zijn er gerechtvaardigde oorlogen? Wie is de Amerikanen niet dankbaar dat zij Europa kwamen bevrijden? Maar hoe zit dat met Vietnam? Of met onze politionele acties in Nederlands Indië. Toch dient bij alle conflicten, ook persoonlijke twisten en meningsverschillen de eerste gedachte te zijn: geen geweld. Wat daarna alsnog moet gebeuren zien we dan wel. Misschien brengt dat verzachtende omstandigheden. Vanuit het Nieuwe Testament wordt mij ingefluisterd: ‘Heb je vijanden lief.’ Hoe doe je dat? Ook dit gaat alle redelijkheid te buiten. Het is alleen beoefening, komend vanuit een diep inzicht.”  Geweldloosheid kan voortkomen uit de rede en is te zien als ethiek, morele regels, die met elkaar afgesproken worden om op een zo respectvolle manier met elkaar samen te leven. Geweldloosheid kan ook voortkomen uit een diep inzicht, vanuit een ervaring dat alles één is. Nico Tydeman spreekt van een spirituele wet. Deze wet geldt alleen voor mij, is niet gefundeerd op rationalisatie en is niet gebonden aan een situatie. Deze wet geldt altijd en overal.Steeds weer kom ik bij: Wat moet of zal ik antwoorden, als ik geconfronteerd wordt met het leven van een ander. Ik word gestoord in de gang van “mijn” leven, “mijn” manier van doen. Vanuit welke intentie ben ik dan in die ontmoeting? Hoeveel kanten zitten er aan de diamant van een situatie. Iedere keer weerkaatst er een andere kleur. Wat is goed of wat is fout om te doen, te zeggen of te denken? Sluit ik mijn ogen, oren en hart of heb ik een voornemen, dat ik wil volgen. En wat gebeurt er in de confrontatie van mijn belang met het belang van een ander, of het andere. Wat dan?

Steeds weer kom ik bij: Wat moet of zal ik antwoorden, als ik geconfronteerd wordt met het leven van een ander. Ik word gestoord in de gang van “mijn” leven, “mijn” manier van doen. Vanuit welke intentie ben ik dan in die ontmoeting? Hoeveel kanten zitten er aan de diamant van een situatie. Iedere keer weerkaatst er een andere kleur. Wat is goed of wat is fout om te doen, te zeggen of te denken? Sluit ik mijn ogen, oren en hart of heb ik een voornemen, dat ik wil volgen. En wat gebeurt er in de confrontatie van mijn belang met het belang van een ander, of het andere. Wat dan?

Ahimsa als volledige geweldloosheid is een innerlijke houding waarin men leeft, zonder ook maar iets op enig niveau te forceren. De reden voor een dergelijke houding van complete geweldloosheid is het besef dat iedere inbreuk op de natuurlijke loop der dingen:

  • deze natuurlijke loop niet alleen (tijdelijk) verstoort,
  • maar bovendien een ketting van compensatiereacties oproept in de omgeving met als doel de verstoring ongedaan te maken,
  • en dat dit reactieproces ten slotte uitmondt bij het begin, de plaats of het moment waar de aanvankelijke verstoring opgetreden is.

Elke handeling beïnvloedt de omgeving: geweld lokt geweld uit; de praktijk van geweldloosheid leidt idealiter tot rust, stabiliteit en vrede.

De natuurlijke loop der dingen

Vanaf het allereerste begin, – is dat er eigenlijk wel?- is er iets in werking met een ongekende energie, onafgebroken en niet te stuiten. Een onophoudelijke stroom van ontstaan, bestaan en vergaan; van verandering, nieuwe vormen aannemend, voortbordurend op datgene wat was. Als je dat in ogenschouw neemt, heeft het een het ander nodig om te kunnen bestaan. Hier is geen uitzondering op. Dit geldt voor het allerkleinste stofje, molecuul of meest eenvoudige organisme en voor de meest complexe levensvormen tot aan planeten, winden, bomen, dieren en mensen toe. Niets staat op zichzelf en kan op zichzelf bestaan. Zonder dit is er niet dat. Dit is een autonoom proces. Toen de mens ten tonele verscheen in deze natuurlijke orde, heeft zij bijgedragen aan het is te vinden in de menselijke psyche. In dit geval, dat de mens gekrenkt wordt door afwijzing, waardoor afgunst, haat en moordzucht zich kunnen vormgeven van dit proces van ontstaan, bestaan en vergaan. De mens kan niet anders. Dit complexe, niet te bevatten ontvouwende Zijnde wordt in het Boeddhisme het Absolute genoemd. In dit perspectief is de mens opgenomen in dit geheel zich manifesterend, expressief meebewegend en medevormend. Dit beeld sluit aan bij wat Paul Taylor zegt: “the Earth’s natural ecosystem as a totality are seen as a complex web of interconnected elements, with the sound biological functioning of each being dependent of each being dependent of the sound biological functioning of the others”.Ik zou het beeld willen verbreden naar alles wat is, was en zal zijn, als Eén. Kan men dan in deze orde eigenlijk wel het woord geweld gebruiken? Ook al spreekt men over natuurgeweld, wanneer een tsunami vele doden ten gevolge heeft. Of is geweld het juiste woord als we moeten eten (planten, dieren) en drinken, een dak boven ons hoofd, verwarming, nageslacht of gezondheid nodig hebben. Is het mogelijk om ons voor te stellen dat we als mensen geen werktuigen, ruilmiddelen, voertuigen, onderzoeksmethoden en communicatiemiddelen uitgevonden en gebruikt zouden hebben?

Dualiteit: geweld en geweldloosheid                                                                                                 Vanaf het moment dat er een menselijk bewustzijn ontstaat en daarmee de mogelijkheid om na te denken over wat men wel of niet zal doen in een bepaalde situatie, verschijnen de begrippen geweld en geweldloosheid. Eén van de eerste Bijbelverhalen vertelt het verhaal van Kaïn en Abel, de tweelingzonen van Adam en Eva, de eerste mensen. Beiden brengen een offer aan God, Kaïn van de opbrengst van het land en Abel een schaap. Het offer van Abel wordt door God aangenomen en van Kaïn niet. Kaïn vermoordt Abel. Het verhaal gaat verder niet in op wat de reden van God geweest moge zijn om het een aan te nemen en het ander niet, noch de reden van de moord. We kunnen een vermoeden hebben en deze ontwikkelen. In “De verzameling van korte teksten” (2) zou Boeddha de volgende woorden hebben uitgesproken, toen er gevechten tussen de Sakya’s en de Koliya-stam dreigden uit te breken om een waterput.

(De Verhevene, de Boeddha)                                                                                                                                   “Wie geweld pleegt, jaagt vrees aan.                                                                                                                           Zie hoe de mensen vechten!                                                                                                                                       Ik zal gewagen van de ontzetting,                                                                                                                      zoals die door mij ervaren is. (1)

Ik zag de mensheid spartelen                                                                                                                                    als vissen in te weinig water                                                                                                                                       Ik zag ze met elkaar in gevecht                                                                                                                                   en dat bezorgde me angst. (2)

Volkomen kernloos is de wereld,                                                                                                                              alle streken zijn in beroering                                                                                                                                         Ik wenste een woonstee voor mijzelf,                                                                                                                  maar ik zag er geen onbewoond. (3)

Bij het zien van de onderlinge strijd                                                                                                                     werd ik tenslotte vervuld met afkeer.                                                                                                                  Toen ontdekte ik de doorn,                                                                                                                                moeilijk te zien, die genesteld was hier in het hart. (4)

Door deze doorn doorboord,                                                                                                                                     rent men in alle richtingen.                                                                                                                                         Als men die doorn uitgetrokken heeft,                                                                                                                  rent men niet meer, loopt men niet meer vast (5)

In de verzen 1 t/m 4 lezen we over de eigen ervaring van de Boeddha, bij het zien van al het geweld om hem heen. Hij werd vervuld van ontzetting, angst en afkeer en er was geen plek om zich veilig te wanen. In de verzen 4 en 5 wordt de reden van dit geweld onder woorden gebracht. Er is een doorn in het menselijke hart. En deze doorn, die steekt, is diep ingedrongen en veroorzaakt een rondrennen zonder weerga.

 Wat is deze doorn?

Wij als mensen worden gekweld door gevoelens van angst voor vernietiging, dood, pijn, verlies, eenzaamheid en misschien minder dramatisch onvervuldheid en onvoldaanheid. Hierdoor is bij de mens de overtuiging post gevat dat er een onafhankelijk, permanent zelf of ik is, dat beschermd en verdedigd moet worden; dat afgescheiden is en dat veel wantrouwt. Hieruit komt egocentrisch denken, handelen en spreken voort. Wat doet me overleven, wat kan mij vernietigen, wat is mijn belang en wat niet? Beide bewegingen van voor- en afkeur, hoop en vrees, begeerte en haat, hebben geweld ten gevolge. Want meestal gaat het ten koste van de ander(en) of het andere (natuur, milieu) en ook vaak ten koste van mezelf. Om mezelf een veilige plaats te verschaffen, trek ik me in mezelf terug, controleer ik alles, pas ik me aan, onderwerp ik me aan hoe het hoort, wat me gezegd wordt, doe ik mijn best, om maar gezien te worden, om bij de groep of iemand te horen, waardoor ik me hoed voor eenzaamheid, afwijzing en dood. In alle gevallen leef ik in een bevangenheid, gevangen in mijn lichaam, in mijn geest (zorgen en angsten) en situaties.  De kern van het Boeddhisme is verlichting, inzicht, bevrijding en het opheffen van onwetendheid. De onwetendheid omtrent dit wat ik “ik” noem. Zien dat we een en al conditionering zijn, afhankelijk van tijd, plaats, levenssituatie, opvoeding en omstandigheden. En zien dat we een vals gevoel van identiteit creëren, dat we tot in de kleinste vezels en vanaf de eerste cellen afhankelijk van en verbonden zijn met al wat is. Dit inzicht gaat gelijktijdig gepaard met een diepe liefde en verbondenheid met al wat is en leeft, en de wens om iets bij te dragen aan het geheel. De traditionele weg om tot dergelijke ervaring te komen, is de weg van contemplatie, inkeer, stilte, gebed, ritueel, zingen of in de natuur zijn om tot een ‘Ken uzelf’ te komen. Soms is er een eenheidservaring, satori of kensho. Maar zoals alle ervaring, ze zijn niet blijvend, niet vast te houden. Dit is de doorn verwijderen, maar voor even. Want na een ervaring vallen we gemakkelijk terug in onze oude patronen. Toch is zo’n ervaring belangrijk.

 Geweldloosheid een weg van beoefening                                                                                            We zullen steeds weer de doorn in ons hart moeten ontdekken, erkennen en ermee werken. Misschien is hij nooit helemaal te verwijderen, ook al suggereert de Boeddha in deze tekst dat dit wel kan door het juiste inzicht hebben in wie ik ben en absoluut niet meer gehecht te zijn aan het eigen ik. Door je volkomen te laten meestromen met de levensstroom, waar die je ook brengt en in welke situatie je ook belandt. Aangezien we mensen zijn, kunnen we niet anders dan met een paradox leven. Ook al hebben we een ervaring van eenheid, geen eigen ik, toch zal iedere situatie een eigen antwoord vragen vanuit die hoogst persoonlijke plaats in ruimte en tijd, die we innemen.            Geweldloosheid zie ik niet zozeer als een toestand, maar meer als een voortdurende vraag om iedere situatie opnieuw in te gaan, op onze grenzen te stuiten, keuzes te moeten maken; af te moeten wegen of mijn belang belangrijker is dan het belang van het geheel, van een ander, van anderen. Want zoals Carien in haar stuk zo goed naar voren brengt, is er (bijna) altijd een spanning tussen mijn belang en het belang van een ander of iets anders en waar kies ik dan voor? Ik ontkom er niet aan dat ik zover ik het kan overzien zal kiezen, zal antwoorden op de situatie en dan is de beoefening van geweldloosheid een prachtig instrument. Geweldloosheid, roept op om de hele situatie in ogenschouw te nemen. Misschien ook wel om in de schoenen van een ander te gaan staan, waardoor ik een nieuw perspectief krijg en me uit mijn eigen bevangenheid van denken kan halen. Wat zijn de consequenties als we vlees eten, wat als we veel en vaak verre reizen maken, welke behandelingen neem je als we een ziekte hebben nog wel, voor je eigen welzijn en voor het welzijn van anderen? Hoe kan je geweldloos zijn als het gaat over je houding naar jezelf. Soms zijn we zo kritisch, controlerend, veroordelend over onszelf. Zo gevangen in een patroon van denken,dat ondermijnend en destructief is.

Samenvattend blijkt dat het niet simpel is om het pad van geweldloosheid te bewandelen. We zullen altijd in de paradox gevangen blijven van het menselijke leven. Ook al hebben we een ervaring van eenheid, van opgenomen te zijn in het grote geheel, tegelijk hebben we ook dit ‘ik’, dit lichaam dat ademt, voelt, hoort, ervaart, pijn heeft, en angst en vreugde kent. Geweldloosheid is een intentie om met een grote openheid en een grote compassie dit menselijke leven te ervaren, keuzes te maken met de wetenschap, dat we niet altijd kunnen overzien wat de consequenties zullen zijn of welke pijnlijke gevolgen ze zullen hebben voor anderen. We zullen met deze onmogelijkheid moeten leren leven, steeds weer opnieuw.

GRETHA AERTS

 

  •