Op het kussen of de bank

God, geef me de gelijkmoedigheid om de dingen te accepteren, die ik niet kan veranderen.
 De moed om de dingen die ik kan veranderen te veranderen.
En de wijsheid om het verschil te zien.
Franciscus van Assisi

Zowel Boeddha als Freud (en psychotherapie) zijn gericht op het verlichten, verzachten of het ophouden van het menselijke lijden.

Spreken zij over eenzelfde soort lijden en is hun benadering hetzelfde en/of verschillend?

Boeddhisme ontstond rond 500 v Chr. door het diepe inzicht van Siddharta Gautama, die nu een Boeddha, een ontwaakte, genoemd werd. Zijn inzicht laat zich ongeveer als volgt omschrijven: “Geweldig! Geweldig! Ik en alle levende wezens zijn bevrijd, zijn heel en compleet, vanaf het allereerste begin.”

We zien de afbeeldingen van een zittende Boeddha, volkomen ontspannen, sereen, zichzelf genoeg, een glimlach rond de mond. En als we naar ons zelf kijken, zien we een ronddravend, onrustig, naar houvast zoekend persoon. Kunnen we datgene wat Boeddha ervaren heeft ook bereiken? Kunnen we het inzicht geloven, kunnen we ons heel en compleet voelen?

We volgen zijn weg, doen (meditatie) oefeningen, volgen leraren, lezen boeken en discussiëren met mede zoekers en soms ervaren we even een moment van rust, om weer terug te vallen in het onrustige voortjagende ik, die ik altijd al was. Hebben we misschien dan toch een psychotherapeut of een psychiater nodig?

Existentieel lijden

Wat heeft de Boeddha ontdekt?

Wanneer Siddharta buiten de veilige muren van het paleis echt geraakt wordt door ziekte, ouderdom en dood lijdt hij voor het eerst in zijn leven. Hij kan het idee van verdriet, de aftakeling en het er-eens-niet-meer-zijn niet aan. Hij kan ook niet meer terug naar de onbewuste staat van zijn vroegere luxueuze leven. Doordat hij buiten de muren ook een monnik had gezien, die een dergelijk diepe rust en mededogen uitstraalde, besloot hij om op zoek te gaan naar mensen die hem konden leren deze innerlijke rust te bereiken. Na vele jaren studie en oefening ontdekte hij dat het niet gaat om afstandelijk of onkwetsbaar te worden voor pijn, maar het volledig doorzien, accepteren en omarmen van dit pijnlijke, vergankelijke, veranderlijke menselijke bestaan. Als mens blijven we pijn, verdriet en ongemak voelen, we worden ziek, oud en gaan sterven, maar de angstige strijd is opgegeven, we verzetten, vluchten of ontkennen deze kanten van ons menselijk bestaan niet meer. We hebben er ons mee verzoend, er vrede mee gesloten.

De Groot Prajna Paramita Hart Sutra spreekt van ….. “Zonder verduistering van geest is de bodhisattva niet bevreesd, overwint aldus onjuiste opvattingen en is het rusten in nirvana bereikt….” Han de Wit noemt dit in een heel verhelderend artikel *1) verzoening met het existentieel lijden. Deze mens is een ontwaakte, een Boeddha, bevrijd, heel en compleet, zoals hij/zij op ieder moment is. Datgene waar hij naar op zoek was, was altijd al aanwezig.

Neurotisch lijden

Existentieel lijden kan echter zo overweldigend en onhanteerbaar zijn dat er geen andere uitweg meer lijkt te resten dan opnieuw een mentale beweging van angst, afweer en verzet te voltrekken, maar nu tegenover het existentiële lijden zelf. Dat is het ontstaansmoment van neurose en veroorzaakt neurotisch lijden. De functie van neurotisch lijden is om het existentieel lijden buiten ons bewustzijn te plaatsen en te houden. Het kan ook voorkomen dat iemand die het spirituele pad gaat of wil gaan, al in vroege jeugd trauma’s heeft opgelopen, die het zicht op de existentiële dimensie van ons bestaan volledig bedekken. Ieder kind heeft vanaf het begin gedrag ontwikkeld, die het mogelijk maakt om te overleven in onveilige, chaotische situaties, om liefde en aandacht te ontvangen, om gevaar te ontwijken. Deze conditionering, deze neurotische patronen in denken, spreken en handelen nemen we mee en ontwikkelen we verder in de loop van ons leven. Deze patronen geven een gevoel van zelf, maar soms van een zelf/ik/ego dat zo fragiel, gefragmenteerd is en zo weinig vertrouwen in zichzelf heeft, zodat het ik snel in paniek raakt als het niet kan voldoen aan de vragen van buitenaf in de vorm van relaties of aan de wensen en drijfveren die van binnenuit komen.

Meditatie kan behulpzaam zijn om bij de neurose te blijven, het uit te houden, maar is vaak niet genoeg om de onderliggende angsten en afweermechanismen te zien en te begrijpen. Het gevaar is zelfs dat ze niet erkent worden, maar omzeilt, waardoor ze op een later tijdstip alsnog en nog ingrijpender aan de oppervlakte komen. Een krachtig, vertrouwen hebbend, gedifferentieerd ik/zelf is een goede en onontbeerlijke  metgezel op het spirituele pad.

In een dergelijk geval kan psychotherapie helpen om onze neurotische patronen en neurotische lijden, dat hier mee samen gaat onder ogen te zien, te erkennen, te accepteren en los te laten, zodat we weer in contact kunnen komen met de existentiële dimensie dat eronder ligt en erdoor werd afgedekt.

Mogen we de raad en wijsheid van Franciscus van Assisi ter harte nemen. Laten we het verschil leren kennen tussen neurotisch en existentieel lijden en daar waar het nodig is hulp of begeleiding inroepen. In alle gevallen gaat het om vertrouwen in ons bestaan zoals het is en vertrouwen in wie we zijn.

Gretha Aerts, februari 2007.

*1) “Neuroses als dekmantel voor existentieel lijden” Kwartaalblad Boeddhisme herfst 2001.